Medias

Opiniestuk Trends Tendances | Bedrijfswereld en mensenrechten zijn niet los van elkaar te zien!

Onrecht overal is een bedreiging voor gerechtigheid overal. Dat is wat we moeten ondervangen met de opmaak van het tweede nationaal actieplan “Ondernemingen en Mensenrechten”, waarover de consultatie onlangs werd opengesteld voor alle belanghebbenden. Het kostenplaatje voor mens en milieu van verbruiksgoederen vormt, naast het klimaat, één van de grootste ethische uitdagingen van onze tijd. Met het oog op de beschikbaarheid van producten die almaar goedkoper en te allen tijde voorhanden zijn (ongeacht seizoen of herkomst) wordt er een enorme druk gelegd op arbeid en natuurlijke grondstoffen. In Europa genieten burgers een vrij efficiënte wettelijke bescherming tegen schendingen van sociale en milieurechten maar dergelijke ambitieuze en performante wetten gelden niet in andere landen wereldwijd.

Met als gevolg dat we dagelijks goederen kopen die in een aantal gevallen geproduceerd worden ten koste van de meest fundamentele rechten, van de biodiversiteit en van ecosystemen.

En de ecologische bewustwording biedt nog lang geen soelaas: het verschijnsel neemt integendeel verder toe, samen met onze consumptie. Tussen het jaar 2000 en 2014 werd dubbel zoveel kleding verkocht. "Op een tee-shirt dat in Europa verkocht wordt voor 29 euro gaat amper 0,18 euro naar de Aziatische arbeidsters, ondanks ze daar meestal meer dan 12 uren werk in steken”, aldus Oxfam, terwijl "de textielsector jaarlijks 1,2 miljard ton broeikasgas uitstoot".

In een dergelijke context worden de ondernemingen niet zelden met de vinger gewezen. Dat bedrijfsleiders ongevoelig zouden zijn voor dergelijke wantoestanden, is weinig waarschijnlijk. Het is mijn overtuiging dat niemand het gemakkelijk heeft met de gedachte dat zijn of haar werkomgeving rechtstreeks of onrechtstreeks gelinkt is aan mensonwaardige arbeidsomstandigheden of aan verontreiniging die de menselijke gezondheid aantast.

Dit is echter de ware realiteit van het systeem, dat ook dramatische ongevallen veroorzaakt. Het meest tot de verbeelding sprekende voorbeeld is de Instorting van het Rana Plaza-complex in Bangladesh in 2013, waarbij meer dan 1.000 mensen om het leven kwamen. Hoewel de arbeiders zich hadden verzet, had men hen gedwongen binnen te gaan in een gebouw dat onlangs als gevaarlijk geklasseerd was en zichtbare scheuren vertoonde. Onder de slachtoffers waren er ook baby’s die in de crèche waren afgezet door hun moeder. In het puim werden etiketten teruggevonden van allemaal vermaarde en in België aanwezige merken.

Ook de onrechtstreekse gevolgen doen vragen rijzen. Wanneer het loon van de ouders ontoereikend is voor het gezin om te overleven, worden de kinderen eveneens aan het werk gezet. Hun aantal wordt op 160 miljoen geraamd en dat is 8,4 miljoen meer dan vier jaar geleden. Sommige kinderen zijn amper vijf jaar oud. Er zijn 79 miljoen kinderen - 6,5 miljoen meer dan in 2016 - die gevaarlijk werk uitvoeren, met name werk dat hun gezondheid, hun veiligheid en hun morele ontwikkeling schaadt.

Steeds meer ondernemingen streven ernaar de principes van de mensenrechten toe te passen in hun zelfreguleringsproces, maar het blijft bij vrijwillige, geïsoleerde en niet stelselmatige initiatieven, die bovendien eerder nadelig zijn voor wie daarop inzet.

Er is vandaag jammer genoeg geen enkele dwingende Europese of internationale bescherming voorhanden met het oog op het behoeden van de personen die geschaad worden door de activiteiten van bepaalde transnationale ondernemingen. We hebben nood aan structurele hervormingen die niet ten voordele gaan van de ondernemingen die onverschillig staan tegenover dergelijke drama's en ten koste van de ondernemingen die goede initiatieven nemen.

De ondernemingen, het maatschappelijke middenveld en de burgers zijn vragende partij. Er worden wetgevingen voorbereid, zowel bij de Verenigde Naties als bij de Europese Unie. Het wetgevend proces is nu eenmaal traag. En de tijd dringt.

Op buitenlandse regelgeving hebben we geen greep, maar we kunnen wel eisen dat de in België verkochte en verbruikte goederen geproduceerd worden zonder dat daarvoor een menselijke en milieukost moet betaald worden. We maken daarom momenteel werk van het tweede nationaal actieplan “Ondernemingen en Mensenrechten”.

Dit vormt niet alleen een heel belangrijke stap voor al wie in België vasthoudt aan de eerbiediging van de mensenrechten, maar ook met het oog op het behalen van de 17 duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. Dit tweede nationaal actieplan moet onze leidraad worden die België zal verheffen tot een land van excellentie inzake mensenrechten.

Ik doe een oproep aan de ondernemingen. Ik vraag hen om mee te werken aan de opmaak van dit plan door hun mening te geven over de pragmatische en ambitieuze acties die ondernomen dienen te worden. We hebben de vertegenwoordigers van de privésector nodig om een ambitieuze, maar vooral efficiënte strategie uit te werken. Zonder hun toewijding aan dit proces zullen de acties dode letter blijven en zullen de drama’s zich blijven voordoen, met ons schuldig medeweten. Hun inbreng is van primordiaal belang voor het welslagen van de opzet.

Zakia Khattabi, Federaal Minister van Duurzame Ontwikkeling