Communicatie

10 years Rana Plaza

Exact tien jaar geleden was de wereld getuige van een vreselijk drama! Door de instorting van het Rana Plaza-gebouw, een acht verdiepingen hoge werkplaats dat onderdak bood aan kledingmakers in Bangladesh, kwamen meer dan duizend mensen om het leven. Dit behoort tot de zwaarste industriële rampen in onze geschiedenis en is het resultaat van een logica waarbij maximaal profijt aan de laagste kost wordt nagestreefd. De dagelijkse gevaarlijke en onmenselijke werkomstandigheden voor miljoenen mensen in de mode-industrie werden aan de kaak gesteld.

© Sharat Chowdhury © Sharat Chowdhury

Talrijke merken hebben zich voorgenomen om de arbeidsomstandigheden in hun toeleveringsketens te verbeteren maar er is nog veel werk aan de winkel.

Er is voor ieder van ons een rol weggelegd voor het bevorderen van meer ethische praktijken in de mode-industrie. We kunnen informatie zoeken over de merken die we kopen en dan die merken steunen die maatregelen nemen om de werkomstandigheden van hun werknemers te verbeteren. 

Van wezenlijk belang zijn echter politieke en wetgevende maatregelen. Ik steun dan ook het transversaal initiatief "Corporate Sustainability Due Dilligence(CSDDD)” dat uitgaat van de Europese Commissie. Immers, het probleem reikt vanzelfsprekend veel verder dan de mode-industrie en dan de sociale rechten. Op het vlak van milieu wordt 80 à 90% van de milieuschade door in de EU verkochte producten veroorzaakt buiten de Europese Unie, waar de Europese milieuwetgeving niet van toepassing is; dit zegt genoeg. De CSDDD-richtlijn wil hieraan tegemoetkomen en heeft als hoofddoel de impact van de Europese bedrijven of de bedrijven die in Europa actief zijn op de mensenrechten, de sociale rechten en het milieu, inclusief biodiversiteit en klimaat, tot een minimum te herleiden doorheen de productieketen. Met een dergelijk initiatief wil de Commissie duidelijk voorkomen dat de economische activiteit van de EU negatieve gevolgen zou kunnen hebben in het buitenland.

Die ambitie verheugt mij maar als minister voor Leefmilieu en Klimaat wil ik de nadruk leggen op het feit dat we bij gebrek aan een effectieve en volledige milieu- en klimaatbescherming een historische opportuniteit voor politieke ecologie onbenut zouden laten. Ik heb dit dan ook aangekaart tijdens de Raad Milieu van 24 oktober 2022. Een half dozijn landen, waaronder Duitsland en Frankrijk, hebben mij toen bijgetreden.

De richtlijn wordt momenteel onderhandeld en er wordt hevig gedebatteerd over de vraag hoever er wettelijk kan worden gegaan om de bedrijven aansprakelijk te stellen voor hun eigen praktijken en voor de praktijken van hun toeleveranciers. Ook stelt zich de vraag of deze wetgeving al dan niet de bedrijven moet aanzetten om rekenschap te geven van hun rechtstreekse en onrechtstreekse bijdrage aan de klimaatcrisis. De EU-Raad heeft op 1 december 2022 een algemene oriëntatie aangenomen. In het Europees Parlement wordt de richtlijn op 25 april ter stemming voorgelegd in de commissie Juridische zaken. Wellicht rond eind mei wordt de tekst dan verwacht in de plenaire vergadering van het Parlement. Daarna zullen de trilogen plaatsvinden, vermoedelijk na de zomer. 

Ik volg het verloop van dit dossier met heel veel aandacht want feit is dat we moeten inzetten op een Europese economie die oog heeft voor de rechten en voor het milieu, inclusief buiten de geografische EU-grenzen, en voorkomen dat dergelijke drama’s zich ooit nog herhalen.